Bron: Opniestuk De Morgen 15 januari 2013
Euthanasie zit op een hellend vlak. Dat is geen conservatief-katholieke fictie, maar een reëel gevaar, waarschuwt Filip Buekens, filosoof aan de Universiteiten van Tilburg en Leuven.
Het euthanasiedebat is weer volop op gang. Begin december maakten de Franstalige socialisten bekend dat ze de wet willen uitgebreid zien tot degeneratieve mentale aandoeningen zoals de ziekte van Alzheimer. Even later werd bekend dat een vrouw euthanasie kreeg wegens ondraaglijk psychisch lijden, zonder dat haar zoon daarover ingelicht werd (DM 5/1). De wet schrijft immers niet voor dat volwassen kinderen daarbij moeten geraadpleegd worden, wat uiteraard past in het mensbeeld achter de wet: elk individu moet in alle vrijheid, en zelfs vooraf, kunnen beslissen of en wanneer, onder welke omstandigheden, hij of zij voor euthanasie in aanmerking komt. Derde feit: twee eeneiïge tweelingbroers hebben vorige maand samen euthanasie gevraagd en gekregen. Ze waren allebei doof en ze gingen ook blind worden (DM 14/1). Het idee dat ze dan niet meer met elkaar zouden kunnen communiceren, vonden ze ondraaglijk, waarop ze samen uit het leven stapten. Hun situatie werd door henzelf en door de dokters van het UZ Brussel als voldoende uitzichtloos bechouwd om op hun wens in te gaan. Op 14 december werd de dubbele euthanasie in het ziekenhuis uitgevoerd. Zonder een zweem van ironie schreef een krant zelfs dat het hier om een wereldprimeur zou gaan, zoals er wel meer ‘medische primeurs’ in onze ziekenhuizen plaatsvinden.
Afkeer van lijden
De impact van deze beslissing mag echter niet onderschat worden: een wet die bedoeld was om ondraaglijk lijden in de terminale levensfase te verhinderen, wordt gezien als een eerste stap in de richting van totale zelfbeschikking, en het is telkens de eigen keuze die de doorslag moet geven. Bestaat hier niet het gevaar dat euthanasie wordt opgetrokken tot tot een optie voor jongeren die, verwikkeld in psychische problemen, suïcidale neigingen ontwikkelen? Tot een optie voor, bijvoorbeeld, autisten die geen perspectief op zichzelf en de ander kunnen ontwikkelen? De voorstellen werden al geopperd. Elke sociaal psycholoog herkent meteen wat hier aan de hand is: wanneer diegenen die de wet verruimd willen zien, doelbewust de grenzen aftasten, worden nieuwe behoeften gecreëerd, waardoor euthanasie van een precaire beslissing tot banaal instrument wordt om onze sentimentele afkeer van lijden, in feite een zeer recent cultureel fenomeen, kracht bij te zetten. Veel psychiaters en psychologen hebben er terecht op gewezen dat mensen vaak denken en gaan handelen naar de identiteit die hen vanuit een sterke autoriteitspositie wordt toegeschreven en toegekend: wanneer medische autoriteiten personen in zeer precaire situaties systematisch als ondraaglijke lijders gaan benoemen, en daardoor de categorie van de ondraaglijke lijder gaan creëren, zullen velen zich onvermijdelijk ook gedragen naar die toegeschreven identiteit.
Stigma
Ondraaglijk lijden is geen beschrijving meer. Het wordt een sociale constructie. Het fenomeen is bekend vanuit de psychologie: wanneer artsen ADHD (of vroeger: hysterie) ‘ontdekken’, gaan mensen zich steeds meer naar de criteria gedragen en zo wordt een nieuwe ‘ziekte’ gecreëerd, waarvoor ‘oplossingen’ gevonden moeten worden. De minst kwetsbaren – de artsen, beleidsmakers en talloze opiniemakers die het debat bewust in de ‘correcte’ richting willen sturen – achten zich ongetwijfeld boven dat effect verheven, maar ze zien vanuit die vermeende autonomie niet, of veel te weinig, die reële sociale consequenties. Dit kringloopeffect, waarop ook door de filosoof Michel Foucault gewezen wordt in de context van stigmatiseringsprocessen in de psychiatrie, kan op zijn beurt tot nog meer en nog verdere oprekking van euthanasie leiden, en daarvan zijn de gevolgen niet te overzien. Een wet die dus bedoeld was om een praktijk te legaliseren die al eeuwenoud is en met de nodige taboes en hypocrisie omgeven werd om dit soort sociale fenomenen te vermijden, doet wat voorspeld werd: er wordt een nieuwe identiteit gecreëerd en aan die identiteit wordt, zoals te verwachten en te voorzien was, immense rechten ontleend. Het is verbazend dat psychologen die zo intens hameren op het gecreëerde karakter van onze identiteit, aan dit aspect van het euthanasiedebat voorbijgaan. Het hellend vlak is geen fictie uitgevonden door katholieke conservatieven (ik bespaar u de scheldwoorden, u vindt ze ongetwijfeld op de internetfora). Het is een reëel gevaar. Een nieuwe identiteit – die van de ondraaglijke lijder, zonder andere opties – wordt, eens toegekend en geaccepteerd, tot stigma waarmee, letterlijk, niet meer te leven valt. “In deze persoon hoeft niet meer geïnvesteerd te worden.” Diegenen die zichzelf onder invloed van de immense mediadruk als ondraaglijk lijdenden gaan identificeren, zijn vaak juist de meest kwetsbaren in onze samenleving die zich aan dit proces niet kunnen of durven onttrekken.
1 Comment
Ondraaglijk lijden als sociale constructie en de echtheid van het lijden
Filip Buekens beweert in De Morgen (15/01) dat ondraaglijk lijden meer en meer een sociale constructie wordt waarmee mensen zich, onder druk van de media, identificeren, hetgeen dan weer tot een oprekking van de euthanasiewet zou leiden.
Ondraaglijk lijden is inderdaad een sociale constructie, evenzeer als andere concepten die het euthanasiedebat sturen – denk aan ‘waardig sterven’ en ‘levenskwaliteit’ – dat zijn, maar dit wil uiteraard niet zeggen dat ondraaglijk lijden niet zeer écht is. Het lijden wordt door iedereen zeer reëel ervaren en iedereen erkent het wanneer hij of zij ermee geconfronteerd wordt.
Echter, het is pas wanneer een categorie of een concept als dusdanig benoemd wordt dat het van een bepaalde culturele betekenis wordt voorzien. Dit proces van betekenisgeving vindt onder meer plaats in de media, waar het – zoals Buekens ook lijkt te insinueren – vaak geassocieerd wordt met onafhankelijkheid. Door vele mensen wordt een groot verlies van onafhankelijkheid dan ook ook effectief ervaren als ondraaglijk lijden. Toch zijn er evenzeer mensen die een dergelijk verlies niet associëren met ondraaglijk lijden, mensen die vaak tot het bittere eind kiezen voor het leven. Het is cruciaal dat ook deze stemmen gehoord worden in de media. Met hun specifieke logica opteren mainstream media echter vaak voor dramatische en heroïsche vertelkaders, waar verhalen over euthanasie nu eenmaal veel beter in passen dan verhalen over langdurige processen van palliatieve verzorging.
Tot dusver ben ik het eens met Buekens: ondraaglijk lijden is een sociale constructie en wordt in de mainstream media dikwijls op een te eenzijdige manier van betekenis voorzien. Het is dan ook niet mijn bedoeling om Buekens’ ongerustheid over een mogelijk hellend vlak als onterecht af te doen of te minimaliseren. Veeleer wil ik wijzen op twee argumenten uit Buekens’ analyse waar zich volgens mij een denkfout situeert.
Een eerste punt waar ik het oneens ben met Buekens betreft het onderscheid dat gemaakt wordt tussen ondraaglijk lijden als ‘beschrijving’ enerzijds en als een sociale constructie anderzijds, alsof er zoiets zou bestaan als een objectieve beschrijving van wat ondraaglijk lijden is; een meetbaar punt dat indiceert dat het lijden vanaf nu onverdraaglijk wordt. Ondraaglijk lijden ís een sociale constructie, altijd al geweest vanaf het moment van benoeming, en is dat niet zomaar gewórden. De categorie blijft uiteraard wel een abstracte constructie. In de materiële zin is ondraaglijk lijden een lichamelijke ervaring. Wat het concreet inhoudt, is dan ook niet eenduidig en verschilt niet alleen van cultuur tot cultuur, maar ook van individu tot individu. Het is nu net dat contingente karakter dat zo moeilijk te vatten valt in een wet.
De geconstrueerde categorie van ondraaglijk lijden die het euthanasiedebat vandaag zo zeer stuurt, maakt inderdaad – zoals Buekens aanhaalt – dat mensen zich identificeren met deze categorie; dat men zichzelf bestempelt als ‘ondraaglijk lijdend’ en dat men vanuit deze identificatie een euthanasieverzoek indient. Deze logica geldt evenzeer voor de arts, die vanuit eenzelfde identificatie een bepaald euthanasieverzoek kan inwilligen. Met dit punt kom ik meteen tot een tweede argument uit Buekens’ analyse waar zich volgens mij een denkfout situeert, met name dat ondraaglijk lijden een categorie zou zijn die ‘zij die de wet verruimd willen zien’ vanuit een autoriteitspositie opleggen aan mensen. Dit lijkt op een wel erg ongenuanceerde top-down visie. Een bepaalde categorie kan pas betekenisvol tot stand komen en kan pas in een wet geïntegreerd worden wanneer daar de juiste sociale voedingsbodem voor bestaat. Met andere woorden: ook al lijkt het euthanasiedebat zich dikwijls af te spelen binnen een elitair groepje van politici en academici, het is omdat mensen begaan zijn met het lijden dat hen potentieel te wachten staat tijdens hun levenseinde dat de categorie van het ondraaglijk lijden zo een prominente plaats inneemt binnen het euthanasiedebat. Ongerustheid over het lijden is iets dat zich afspeelt binnen de brede maatschappelijke sfeer en waarvan de concrete medische en legale categorie ‘ondraaglijk lijden’ een gevolg is.
Angst voor het lijden is uiteraard niet van deze tijd alleen, men kan zich dan ook afvragen waarom de categorie van ondraaglijk lijden net nu zo prominent aanwezig is in het hele levenseindedebat. Michel Foucault zou hier – jonglerend met concepten als discursieve formaties en subjectposities – allicht een complex antwoord op hebben geformuleerd. Hier beperk ik mij tot de conclusie dat ondraaglijk lijden ontegensprekelijk een sociale constructie is, maar wel eentje die op hetzelfde moment enorm écht is en inspeelt op reële ervaringen en angsten van mensen die hun eigen grenzen willen bepalen, die ondraaglijk lijden op verschillende manieren ervaren en die de categorie op verschillende manieren invullen. De uitdaging binnen het brede levenseindedebat bestaat erin die variëteit te accepteren, te respecteren én te representeren, zodat er niet één, maar meerdere identificatiemogelijkheden bestaan. Zowel voor mensen die het lijden liever vermijden als voor mensen die ervoor kiezen het lijden te accepteren.
Leen Van Brussel
Onderzoeker Vrije Universiteit Brussel
Centrum voor Media-en Cultuurstudies en Onderzoeksgroep Zorg rond het Levenseinde