In zijn lezersbrief in Humo van 7 april begint René Stockman met een verwarring van de begrippen ‘euthanasie’ en ‘hulp bij zelfdoding’.
In zijn lezersbrief in Humo van 7 april begint René Stockman met een verwarring van de begrippen ‘euthanasie’ en ‘hulp bij zelfdoding’. Gezien zijn vertrouwdheid met het onderwerp kunnen we deze verwarring alleen maar opzettelijk noemen en bedoeld om beide ingrepen te culpabiliseren.
Nochtans is er een duidelijk verschil: euthanasie is in ons land onder welomschreven voorwaarden wettelijk toegestaan, hulp bij zelfdoding (nog) niet.
Stockman schermt graag met nobele termen zoals ‘de absolute beschermwaardigheid van alle leven’.
Ik vertaal dat als een absolute betutteling.
Stockman kan onze wetgeving niet aanvaarden op morele gronden, zegt hij zelf; en daar heeft hij het volste recht toe: niemand kan worden verplicht om een ingreep uit te voeren die indruist tegen zijn geweten. Wat bewijst dat onze wetgeving nog niet af is: er zou een doorverwijsplicht moeten in staan.
Nochtans nuanceert Stockman zijn eigen dogmatisme wanneer hij schrijft dat het verkeerd zou zijn zich ‘blindelings’ te scharen achter ‘het ideaal’. En dat ‘ideaal’ is voor hem het in leven houden van de lijdende mens.
Het is mijn overtuiging dat we in extremis altijd bij dezelfde vraag uitkomen: ‘Whose life is it anyway?’ Het komt à la limite alleen de betrokkene zelf toe om de ondraaglijkheid van zijn of haar lijden te beoordelen en daaruit conclusies te trekken. Wel heeft de maatschappij het recht of zelfs de plicht om iemand te proberen overtuigen om voor het leven te kiezen, maar uiteindelijk beslist de lijdende.
Uit zijn laatste zin blijkt dat Stockman moedwillig in sprookjes blijft geloven: de therapie heeft niet gefaald wanneer de patiënt toch voor euthanasie kiest, de therapeuten erkennen alleen het feit dat hun mogelijkheden ontoereikend blijken om het lijden te verlichten. Deze erkenning vergt moed: toegeven dat men niet almachtig is, lijkt me allesbehalve vanzelfsprekend. Ik hoop aan het einde van mijn leven niet in handen te vallen van de zogeheten Broeders van Liefde indien zij handelen volgens de opvattingen van hun generale overste. Ik zie weinig liefde in zijn betutteling, eigenliefde of zelfgenoegzaamheid des te meer.
staf de wilde, de haan 8 apr. 15