Opiniestuk Prof. Johan Braeckman over psychisch lijden en euthanasie.
Neem psychisch lijden ernstig
Er is de voorbije weken veel gezegd en geschreven over de euthanasievaudeville rond Frank Van den Bleeken. Meerdere bijdragen wezen erop dat men de beschavingsgraad van een land afmeet aan de manier waarop men psychiatrische patiënten en gevangenen behandelt. In het bijzonder de schrijnende situatie waarbij men ontoerekeningsvatbare patiënten die een misdrijf pleegden opsluit zonder therapeutische omkadering, biedt een ondubbelzinnige morele lakmoesproef. België, in elk geval toch tot voor kort, is vanuit dat perspectief gebuisd. Zoals ondertussen genoegzaam bekend, is ons land hiervoor meerdere keren veroordeeld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Psychiatrische patiënten, ook al pleegden ze vreselijke misdaden, horen niet thuis in de gevangenis. Ze moeten opgesloten worden, maar hebben aangepaste begeleiding nodig. Lange tijd bleek de politieke wil niet sterk genoeg om werk te maken van die opvang- en omkaderingsfaciliteiten. Daar komt nu verandering in. In Gent is er sedert eind vorig jaar het Forensisch Psychiatrisch Centrum. Dat biedt lang niet genoeg plaats voor alle geïnterneerden die omwille van psychiatrische redenen niet in de gevangenis thuishoren, maar het is een begin. In de nabije toekomst wordt er werk gemaakt van een tweede, vergelijkbare gesloten instelling en er is zelfs sprake van een centrum waar, zoals in de Nederlandse Pompestichting, een langdurig verblijf mogelijk is. Dit alles komt laat en het is voorlopig ontoereikend, maar laten we constructief zijn over de initiatieven en erop hameren dat de beschamende achterstand snel moet worden weggewerkt.
Frank Van den Bleeken, in plaats van de euthanasie te krijgen waarnaar hij reeds vroeg nog vóór de euthanasiewet bestond (28/5/2002), zal in het Gentse centrum een behandeling ondergaan. Een terugkeer naar de maatschappij zit er niet in, hij wil dat overigens zelf niet, maar een verhuis naar een gespecialiseerd centrum in Nederland waar hij langdurig kan verblijven behoort wel tot de mogelijkheden. Al was er een tussenkomst voor nodig van de minister van Justitie, die er als een deus ex machina op het laatste nippertje voor zorgde dat Van den Bleeken van de Turnhoutse gevangenis naar het Gentse centrum verhuist, het lijkt globaal een positieve evolutie. Hopelijk wordt het nu snel de normale gang van zaken dat men geïnterneerden met een psychiatrische problematiek niet in de gevangenis dumpt, maar wetenschappelijk verantwoorde therapie aanbiedt.
Dit alles lijkt vanuit ethisch oogpunt geheel vanzelfsprekend. Toch is er een risico aan verbonden, met name dat men de patiënt die om euthanasie verzoekt omwille van psychisch lijden, minder ernstig neemt. Her en der verschenen berichten dat de euthanasie van Frank Van den Bleeken “op het nippertje is verijdeld”, of dat de grond van zijn vraag is weggenomen, nu een behandeling mogelijk is. Hoewel de goedkeuring van de euthanasiewet voor velen in ons land nog steeds tegen hun morele intuïties indruist, is het niet zo lastig om te aanvaarden dat een terminale, uitbehandelde kankerpatiënt op eigen verzoek pijnloos, medisch verantwoord en omringd door zijn familie uit zijn lijden wordt verlost. Bij de patiënt die ondraaglijk psychisch lijdt, is dat anders. Het onbegrip is nooit ver weg. Toch maakt de wet, geheel terecht, geen onderscheid tussen psychisch en fysiek lijden. De ene vorm is niet meer of minder objectief: lijden, hoe zou het anders kunnen, is ten volle subjectief.
Er zijn honderden anonieme patiënten die jarenlang, ten gevolge van een trauma of een aandoening, dagelijks door de hel gaan. Ze kunnen er, zoals Frank Van den Bleeken, uitwendig gezond en wel uitzien, maar in het binnenste van hun bewustzijn is er niets dan donkerte en zwaarmoedigheid. Ze gaan in en uit psychiatrische centra en zorginstellingen, ze krijgen jarenlange therapie en medicatie, maar de duisternis in hun hoofd, met daaraan gekoppeld vaak een diepe existentiële wanhoop, klaart niet op. Velen ondernemen meerdere zelfdodingspogingen, sommige daarvan slagen. Mocht Frank Van den Bleeken ondervinden dat de aangeboden therapie in Gent of elders hem niet helpen kan, dan heeft hij, zoals anderen in zijn situatie, al dan niet geïnterneerd, een moreel recht op de verlossing waar hij al jaren naar verlangt. (Al houdt dit uiteraard geen enkele verplichting in naar de artsen toe.) Het is onze ethische plicht om bij elke vraag naar euthanasie alternatieven aan te bieden waar mogelijk, maar het is al even juist om daar van af te zien als die alternatieven ontoegankelijk of niet voorhanden zijn, of wanneer de patiënt geen verdere behandeling meer wenst.
(15/1/2015)
Johan Braeckman doceert wijsbegeerte aan de Universiteit Gent.
www.johanbraeckman.be